Blogfoto

Blogfoto

dinsdag 21 januari 2014

Zuid-India

Weinigen zullen naar India reizen met het uitgangspunt om een metropool als Mumbai te bezoeken - bovenop het aanhoudende lawaai en de verpletterende drukte krijg je er hier nog een vochtig, tropisch klimaat bovenop - maar in feite zou het even ondenkbaar zijn om deze ervaring te ontlopen. Vanuit het koudere Amritsar namen we het vliegtuig en kwamen we met een taxi, die 2 uur deed over 30 km, aan in ons guesthouse, één grote ruimte met hoog plafond die opgedeeld was in twee rijen kleine kamers waarvan de wanden niet tot het plafond doorlopen, met daartussen een gang. Vanuit elke kamer kon je het volledige, houten plafond met alle zwaaiende ventilators zien, en het kleinste geluidje werd gedeeld van kamer tot kamer - een rituele reizigerservaring.
De Britten hebben een aangename en mooie stad achtergelaten en door zijn koloniale architectuur voelt de stad soms aan als Londen met hier en daar wat palmbomen. En op z’n Indisch, uiteraard.
De moderne restaurants en westerse ketens - zelfs een Le Pain Quotidien op enkele tientallen meters van de Gateway of India - waren een goed excuus om te ontsnappen aan de hitte en de chaos buiten, zij het tegen een iets hogere prijs dan gebruikelijk in India. Ons etentje met Shrey, een Indiër die we hadden ontmoet in Rajahstan en die verbleef en werkte in Mumbai, staat nog altijd genoteerd als ons duurste avondeten. Mumbai is een stad voor kosmopolieten.

Een vriend van Ankita zei ons dat de goedkoopste grondstof van India de manuren zijn en hiervan zijn de tempels van Ajanta en Ellora, die we vanuit Aurangabad bezochten, een zeer extreem voorbeeld. Tientallen rijkelijk versierde tempels werden op deze twee sites vanaf de tweede eeuw vóór Christus uit een rotswand gehouwen en beide plekken zijn elk goed voor een volledige dag verkennen. Vooral de proporties van de Kailasa Tempel in Ellora maakten het moeilijk om te geloven dat het volledige complex zomaar uit een doorlopende, stenen talud gehouwen is. De schaal, hoeveelheid en graad van detail van deze tempels maakten de dagen in Aurangabad behoorlijk intensief en vermoeiend, en het was hierna een goed idee om rustiger plekken op te zoeken.

De bestemmingen Goa en Hampi lagen qua beleving niet zo ver van elkaar af als hun ligging en onderlinge afstand zouden doen vermoeden. Beiden zijn zeer populaire plekken en trekken met recht en reden veel reizigers aan. In Goa is dat vaak eerder van het feestende soort; het alternatievere volk vindt meer zijn ding in Hampi. Beide plaatsen zijn dan ook voorzien van een goed uitgebouwde reizigersenclave, een gebied in een dorp of stad van hotels, restaurants, bars en shops op maat van de westerse backpacker, en voelen daardoor niet aan als het échte India. In Goa draait het om de tropische stranden en zijn er landinwaarts nog oude kerken van de eerste, Portugese kolonisten te bezoeken; in Hampi komt men zich vergapen aan de tempelruïnes die een mysterieuze combinatie vormen met de achtergrond van met keivormige rotsen bezaaide heuvels.

De periode in de reizigersenclave was fijn want geheel anders was het dan weer in Mysore, van alle grote steden die we in India bezocht hebben een van de meest propere en rustige, al zegt dat nu ook weer niet zó veel.
Terug in Rajasthan hadden we een Italiaan ontmoet die ons op het hart had gedrukt om “under no circumstances” de wekelijkse nachtverlichting van het paleis van de maharadja te missen. We namen dit advies op in onze planning en arriveerden in Mysore op de dag van de verlichting van het paleis. We waren dus mooi op de afspraak, maar zagen ondanks onze hoge verwachtingen geen spectaculaire nachtverlichting. De maharadja was namelijk zelf niet op de afspraak geraakt. De goede man was vier dagen ervoor gestorven en uit respect werd het paleis die week niet verlicht. Soms kan een kleine tegenslag uit wel heel onverwachte hoek komen... Gelukkig was Mysore een fijne, authentieke stad en hebben we onze verdere tijd goed kunnen besteden.

Met de nachtbus trokken we verder naar het zuiden en kwamen we aan in Kerala, de provincie waar wellicht iedereen die naar Zuid-India gaat, belandt. Onze eerste halte was Fort Kochi, eveneens een product uit tijden van Portugese en Nederlandse ontdekkingsreizigers, en de plek waar Vasco da Gama in 1524 is gestorven. Behalve het bezoeken van een kathakali-voorstelling, een traditionele, eeuwenoude dans, was het aangenaam verblijven in dit rustige stadsdeel en gingen we langs de Chinese visnetten om er verse vis en calamari te kopen, en die vervolgens in een restaurant te laten bereiden. Zeer lekker.
Enorm gesmaakt werd ook de afwisseling die we landinwaarts en een stuk boven de zeespiegel vonden, in de theeplantages van Munnar. Deze uitgestrekte plantages, in wezen een ander restant van Brits-Indië, waren goed voor vele dagen wandelen en verdwalen. Het was een enorme verademing om de Indische stad te ruilen voor groene landschappen, frisse lucht, rust en stilte, en lekker koele nachten in een huisje te midden van de plantages.
Ook de befaamde backwaters injecteerden een welgekomen dosis groen in onze reis. De ferry vanuit Kottayam ging langs de grotere kanalen en bracht ons op een sfeervolle manier in Alleppey. Voor de kleinere kanaaltjes namen we een kano met gids Saji. We zagen het intieme leven op en langs het water rustig langs ons voorbij drijven en lunchten in zijn nederige maar prachtig gesitueerde stulpje in de backwaters. Kerala deed zijn goede reputatie alle eer aan.

Hierna gingen we verder zuidwaarts en was het tijd voor onze laatste provincie op het Indische vasteland, Tamil Nadu. We begonnen in Kanyakumari, het uiterste zuidelijke puntje van India en – zo bleek snel – vooral geliefd bij Indische toeristen. Om in deze stad te verblijven hebben we moeten vechten voor een plaats op de bus, kostte de weg om er te geraken ons bijna dubbel zoveel tijd als verwacht, en moesten we vanwege het piekseizoen – tussen kerst en nieuw is er ook in India vakantie – genoegen nemen met een dure kamer die overigens niet geheel vrij van kakkerlakken was. Al deze factoren en de massa’s Indische toeristen samen maakten het puntje van India niet meteen onze meest geliefde halte hoewel het een unieke ervaring was om de zon te zien opkomen én zakken in de oceaan.
Het zegt dan ook in de eerste plaats niet veel goeds over Kanyakumari, het Blankenberge van India, dat een ‘gewone’ Indische stad als Madurai ons stukken beter beviel. We bezochten er de Sri Meenakshi Tempel en vergaapten ons aan haar prachtige, rijkelijk versierde torens die aanleiding gaven voor geïmproviseerde spelletjes genre “Ik zie ik zie wat jij niet ziet, en het is een blauwe vrouw met vijf koppen en tien armen en een piemel”.
Madurai bleek geen stad om over meerdere dagen te verkennen en een iets te ruime planning - ons vliegtuig vanuit Chennai naar de Andaman eilanden werd al vroeg op voorhand geboekt - leidde ertoe dat we redelijk wat dagen in Pondicherry moesten slijten. Pondicherry was een Franse kolonie en is dan ook een mengeling van Frans en Indisch – toegegeven, uiteraard voornamelijk dat laatste – hetgeen resulteert in de aanwezigheid van fijne bars, restaurants en croissants. Mmmm... croissants... Het viel dus gelukkig goed mee wat langer te blijven in deze stad, waar het eerste deel van het boek The Life of Pi zich afspeelt. Het toeval wilde trouwens dat we de gelijknamige film hier ook effectief gezien hebben op tv.
Uiteindelijk kwamen we aan in Mamallapuram, onze laatste stop op het Indische vasteland. De tempelruïnes en het reizigersghetto met restaurants, hostels en souvenirshopjes deden deze stad aanvoelen als een kleinere en minder indrukwekkende variant van Hampi.

Na bijna drie maand rondreizen in India was er nood aan een kleine vakantie in onze reis en de Andaman eilanden, in feite dichter bij Zuidoost-Azië dan India, waren dan ook niet geheel toevallig onze laatste stop in India. De quasi verlaten, tropische stranden deden wat ze moesten doen en gaven ons twee weken het gevoel van de bewoonde wereld weg te zijn. Het paradijs komt echter niet zonder prijs - zeker niet als het een goedkoop paradijs is. De accomodatie was soms zeer primitief - na de eerste nacht op Neil Island merkten we dat we ons bamboe hutje met een rat deelden - en sommige stranddelen, vooral de noordoostelijke, waren bezaaid met plastic en andere rommel, dat wellicht voor een groot deel aanspoelt vanuit het Birmese vasteland. Een doorn in het oog en we hopen dan ook voor de toekomst dat deze problematiek op duurzame manier aangepakt wordt om het gezicht van deze voor de rest maagdelijke stranden te redden.
De toeristen die deze eilanden bezochten, kwamen trouwens voor vlot 90% uit India. (Een heel andere situatie dan bvb. in Zuid-Thailand, waar het soms leek dat bijna alle restaurants en hotels werden uitgebaat door westerse expats.) Maar eigenlijk merkten we daar op de eilanden zelf niet veel van: de Indiërs die de stranden bezochten, bleven altijd op een afstand van maximaal 50 m van de toegang tot het strand, dus het volstond om even verder te wandelen om een verlaten stukje strand te vinden.
Verder kon je ons hier ook onder de zeespiegel vinden, in het fijne gezelschap van o.a. koraalduivels, kogelvissen, engelvissen, maskerwimpelvissen, zeekatten, driebandanemoonvissen (beter bekend als de Nemo-vissen), moeralen en een groene zeeschildpad. We maakten een nachtduik en een duik langs een scheepswrak, en voltooiden onze Advanced Open Water opleiding: vanaf nu zijn we gecertificeerd om tot een diepte van 30 m duiken.

Ondertussen zijn we in Bangkok en staan we op het punt naar Yangon, hoofdstad van Myanmar, te vliegen. Ironisch genoeg waren we op de Andaman eilanden dichter bij Yangon dan ooit maar kostte het ons toch drie vluchten om deze stad te bereiken. Vanuit de Andaman eilanden vertrekken immers geen internationale vluchten dus moesten we eerst terugvliegen naar Chennai op het vasteland, en de enige manier om in Yangon te geraken is per vlucht vanuit Bangkok, en dus moesten we ook daar – en tevens voor het bekomen van ons Birmees visum - nog even langs.
Het vinden van piekfijne, ongekreukte dollarbiljetten, de enige valuta die voor redelijke bedragen wordt aangenomen van toeristen in Myanmar, bleek iets moeilijker dan verwacht in Bangkok, al mochten we nog van geluk spreken dat de naburige protesten hierbij geen roet in het eten strooiden. Dit kon echter de pret niet drukken om terug te zijn in de stad waar onze vorige grote reis begon en eindigde en we profiteerden dan ook van de gelegenheid om de culinaire troeven van deze hoofdstad tot ons te laten komen.

Meer nieuws over een maand, wanneer onze trip in Myanmar en ons deel in Azië er opzit.

vrijdag 3 januari 2014

foto update

Aan iedereen (maar vooral de mensen die onze blog goed volgen) onze beste wensen voor 2014 vanuit Pondicherry!
Hier alvast een eerste deel foto's van Zuid-India in afwachting van een tekstberichtje.