Blogfoto

Blogfoto

vrijdag 4 april 2014

Colombia

Het lijkt al even geleden sinds we vanuit Bangkok naar de andere kant van de wereld vlogen en twee dagen later in Colombia toekwamen. Zes weken, een vijftiental bestemmingen, verschillende stranden, vele koloniale steden en enkele mojito’s later ronden we ons eerste land in Zuid-Amerika af.

We zetten voet aan land in hoofdstad Bogota en merkten al snel dat we ons toch even moesten aanpassen na vierenhalve maand Azië. Bogota ligt 2600 m hoger dan de zeespiegel, een hoogte die we zelfs in Nepal nooit bereikten, en het bewandelen van de soms steile straten bleek opeens toch heel snel op de ademhaling te werken. De ligging in de bergen bracht tevens bewolking en occasionele neerslag met zich mee die we al in geen maanden meer gezien hadden. Ook qua eten was het even wennen als je komt uit landen waar je geen twee straten ver moest gaan voor een lekkere maaltijd, te meer aangezien er hier blijkbaar wél sluitingsdagen bestaan – een frustrerende vaststelling aangezien onze eerste volledige dag een zondag was. Ten slotte werden we bij aankomst vanuit de luchthaven al snel door onze taxichauffeur toegelicht over welke buurten we best vermijden na zonsondergang. Vooral dat laatste was toch even anders in het (schijnbaar) altijd en overal veilige Azië, al kunnen we dat ondertussen wel in perspectief plaatsen: we hebben nog niets meegemaakt en verwachten ook dat de kans daartoe klein is zolang we in de ‘logische’ buurten blijven.

Het had weinig zin om ons aan te passen aan de ijlere lucht in Bogota want onze weg zou al snel terug op zeeniveau liggen, langs de Caraïbische Zee. Vooraleer we hier aan toe waren, gingen we nog langs Villa de Leyva en Barichara, twee koloniale dorpjes waar de tijd nog traag vooruit gaat. Het marktplein van Villa de Leyva deed ons alvast afvragen of we al ooit op een mooier terras in de namiddagzon hebben gezeten. (Tegenvoorbeelden zijn altijd welkom.)
Een totaal tegenovergestelde ervaring beleefden we dan in San Gil, waar we gingen paragliden boven het Parque Nacional del Chicamocha en we de wind langs onze oren hoorden suizen terwijl meer dan duizend meters onder ons de Chichamocha Canyon kronkelde. Als dat nog niet voldoende was, steeg je tijdens de vlucht nog eens vlot duizend meter en kon je je begeleider vragen om manoeuvres te maken waarbij je bijna 90° gedraaid en in een spiraal naar beneden schiet. We waren blij dat we ons ontbijt ruim op tijd hadden genomen die ochtend.

De tweeënhalve week hierna brachten we door in het gebied aan de Caraïbische Zee. Hoewel we hier nooit echt heel lange verplaatsingen maakten, was de variatie in landschappen en activiteiten enorm en bleek het begrijpelijk dat dit gebied het toeristisch hart is van Colombia.
We begonnen met de beruchte jungletrekking naar de Ciudad Perdida, de restanten van een stad die rond 650 n.C. is opgericht door Tairona indianen. De kilometerteller stond na die vijf dagen trekken niet indrukwekkend hoog (nl. op 44 km) maar de steile klimmetjes en afdalingen in de vochtige jungle maakten dit toch een intense en vooral zweterige ervaring. Ons eeuwige respect voor groepsgenoot Jerry trouwens, een 68-jarige Amerikaan - hij noemt zichzelf “senior backpacker” - die de tocht samen met ons aflegde en ons al doende liet zien dat leeftijd geen restrictie is.
Hierna gingen we naar Punta Gallinas, het meest noordelijke puntje van Colombia en meteen ook van heel Zuid-Amerika. Het landschap dat we hier aantroffen kwam niet overeen met het beeld dat de Caraïbische Zee oproept. Vanaf de grillige kustlijn start immers een ruige, onbewoonbare woestijn. De variatie in landschappen is desalniettemin enorm en hoewel dit gebied zeer afgelegen ligt, bleek het de grote verplaatsing, waarvan een groot deel met vierwielaandrijving, meer dan waard.
Dit droge kustlandschap ruilden we voor tropische stranden langs een ruige zee in het Parque Nacional Natural Tayrona. Dit was onze derde bestemming op rij waar we zouden overnachten in een hangmat en we kunnen ondertussen dan ook stellen dat we hier zeer goed in geworden zijn.
Ten slotte bezochten we de koloniale stad Cartagena, een van de belangrijkste schakelsteden tussen Spanje en koloniaal Zuid-Amerika, berucht van de handel in Afrikaanse slaven. Qua hoeveelheid toeristen komt er in Colombia niets in de buurt van deze historische stad maar de koloniale architectuur en rustige sfeer van het oude centrum maakten het niet moeilijk om met plezier enkele dagen in Cartagena’s straatjes te verdwalen.

Elk land heeft zijn mindere bestemmingen en in Colombia was dat voor ons Medellin. Het kan aan de kleurloze verblijfslocatie, aan het gebrek aan echte bezienswaardigheden of domweg aan het weer gelegen hebben, maar als er na bijna een half jaar reizen sprake was van een kleine reisdip, dan lag die hier. Gelukkig was het uitzicht vanaf de Piedra del Peñol, een daguitstap die we vanuit Medellin maakten, zeer de moeite waard en hebben we ondanks de rem op ons budget toch kunnen proeven van de betere restaurants in de stad.

Gelukkig komt na regen altijd zonneschijn en die vonden we in Salento, een kleine stad in de Zona Cafetera. Zoals de naam doet vermoeden is dit de streek van de koffieproductie en bij elke busreis of wandeling waren de gebruikelijke, fantastische uitzichten bezaaid met uitgestrekte koffieplantages. We maakten er een onvergetelijke dagwandeling door de Valle de Cocora en gingen ook een kijkje nemen op een organische koffieboerderij. Een zeer mooie én interessante halte.

Ondertussen waren we al aardig gevorderd op onze weg richting Ecuador. Hoewel er toch nog wat interessante dingen te zien zijn, ziet het deel van Colombia dat ten zuiden ligt van Salento veel minder bezoekers. De nachtbussen in deze streek worden geregeld geplaagd door overvallen en dus maakten we met de glimlach de keuze om voldoende haltes te maken en onze verplaatsingen overdag te doen.
Popayan was onze eerste stop in dit minder bekende gebied. Deze koloniale stad wordt door al haar witte gebouwen en huizen ook wel La Ciudad Blanca genoemd en straalt een meer klassieke grandeur uit dan Cartagena.
De tombes van Tierradentro situeren zich dan weer vóór Columbus. In feite is er weinig geweten over deze intrigerende, ondergrondse bouwwerken en we mochten nog van geluk spreken dat onze reis hier naartoe niet voor niets was geweest. Bij aankomst bleek het historisch park immers al enkele dagen gesloten wegens veiligheidsoverwegingen. Gelukkig waren die maatregelen de dag nadien niet meer van toepassing en konden we onszelf naar hartelust uitputten door heuvels te beklimmen, steile trapjes af te dalen en de tombes van een verloren cultuur te bewonderen.
Onze laatste volledige dag in Colombia hielden we halt in Las Lajas, waar we de knap gesitueerde basiliek gingen bekijken. Onze slaapplaats in Tierradentro was in het huis van twee oudjes maar de overnachting in het klooster hier was nog atypischer en sfeervoller.

En daarmee zit ons eerste land in Zuid-Amerika erop. Hoewel er aan de manier van reizen niet veel is veranderd, is het toch voelbaar dat we in een ander werelddeel zitten. De cultuur leunt, niet echt verrassend, vrij dicht aan tegen de Europese en in het bijzonder de Zuid-Europese. Op straat kom je niet snel iets tegen waarbij je even de ogen uitwrijft, zoals dat in Azië wel vaak gebeurde, en ook de keuken heeft weinig verrassingen in petto. In ruil daarvoor krijg je meer natuur: nagenoeg elke busrit passeert verre uitzichten en mooie, groene landschappen en de bestemmingen waar natuur centraal stond waren vaak het meest de moeite.
Verder is het ook wel fijn om de plaatselijke taal te kunnen spreken. Na twee jaar CLT spreken we uiteraard lang geen vloeiend Spaans maar we kunnen ons verstaanbaar maken en zolang ze niet te onduidelijk en snel spreken kunnen we wat woorden wisselen – op zich toch al een gigantisch verschil met Azië.

De laatste dagen in Colombia waren vermoeiend door de vele, lange reistijden. Hopelijk brengt Ecuador met zijn relatief korte verplaatsingen hierin wat verpozing. Na het toeristische deel in dit land zullen we hier vrijwilligerswerk doen. We houden jullie op de hoogte!