Blogfoto

Blogfoto

zondag 29 maart 2015

Buenos Aires, een tweede indruk

We kwamen toe op een schijnbaar Belgische herfstdag maar naarmate de week verstreek liet de zon steeds meer van zich zien en ondertussen genieten we van een stralende zondag met temperaturen boven de 25°C. Onze eerste dagen in Buenos Aires zijn een feit en het is dan ook een goed moment om onze indrukken neer te pennen in een berichtje.

Wie had gehoopt te mogen lezen hoe het meevalt om te beginnen als manager in een café / restaurant / hotel zal nog even op zijn honger moeten zitten want deze eerste week bestond vooral uit acclimatisatie en informele introducties bij de betrokken personen. Met de (enige) huidige vennoot hebben we wel al een geruststellend gesprek gehad waaruit bleek dat de info die we op voorhand hadden gekregen, correct was. Een serieuze opluchting, want het was uiteraard op deze info dat wij onze verwachtingen hadden gebouwd.
De Via Via van Buenos Aires (witte gebouw achter de boom), onze nieuwe werk- en voorlopig ook verblijfsplek.
Spoedig dus meer hierover. Laten we het hebben over Buenos Aires.
We hebben het gevoel dat we deze stad tekort hebben gedaan. Toen we hier een dik half jaar geleden waren, was Koen een groot deel van de dagen ziek. Toch zijn we erin geslaagd het grootste deel van het logische, toeristische traject af te leggen. Een wandelingetje in La Boca, de zondagmarkt van San Telmo en het culinair genot van enkele goede parilla’s, om er maar een paar op te noemen.
Aangezien we hier nu voor lange tijd zijn, is er geen druk meer om die plaatsen te bezoeken die zogezegd niet te missen zijn. Zoiets is per definitie aangenaam. Concrete voorbeelden van wat we dan wel gedaan hebben volgen hieronder.

Zoals elke grootstad moet je Buenos Aires best zien als een verzameling wijken. Elke wijk heeft zijn eigen karakteristieken hetgeen Buenos Aires als geheel moeilijk te omschrijven valt. De wijken die we de voorbije dagen hebben bezocht, zijn San Telmo (uiteraard, dit is de wijk van de Via Via), Palermo en Puerto Madero.

San Telmo is het historisch-toeristische centrum, waar de sfeer van het oude Buenos Aires het best valt op te snuiven. Grote delen zijn ruiger dan de typische romantische kiekjes doen vermoeden en de vele graffiti (of toch de minder geslaagde exemplaren) geven de wijk een ietwat verloederde indruk.
Op zijn best is de wijk echter pure romantiek en gezelligheid van de bovenste plank, elke zondag culminerend in de druk bezochte rommelmarkt. De Via Via bevindt zich in een zijstraat van de voornaamste marktstraat en biedt dus een welgekomen verpozing voor de bezoekers van dit wereldberoemd evenement, dat iedere zondag fungeert als magneet voor toeristen én inwoners van Buenos Aires.
Op zondag wordt massaal afgezakt naar San Telmo voor de rommelmarkt.
Voorlopig dus niets nieuws dan de dingen die we al kenden van Buenos Aires; laten we het eens hebben over de nieuwe perspectieven.

Een dik half jaar geleden verbleven we eveneens in San Telmo. De alternatieve verblijfplaats voor toeristen, Palermo, hadden we nauwelijks verkend en bleek meteen te zorgen voor de eerste aangename verrassing hier. De wijk is properder, rustiger en ruimer dan zijn oudere broertje San Telmo en een korte wandeling brengt je al snel langs gezellige terrasjes en über hippe restaurants. Palermo is een uitstekend startpunt voor wie zich afvroeg waarom Buenos Aires wel eens het Parijs van Zuid-Amerika wordt genoemd.
Gezelligheid troef in Palermo Viejo.
Op een kilometer van de Via Via ligt de relatief jonge wijk Puerto Madero. Het autovrije waterfront - geloof ons, een heuse verademing in een stad waar de auto doorgaans het straatbeeld domineert - hadden we indertijd al bezocht maar wat we niet wisten is dat er achter de woontorens een groot natuurreservaat ligt, ideaal om te gaan lopen of fietsen, iets wat we zeker zullen doen van zodra we onze draai hier gevonden hebben.
Op een dikke kilometer van de Via Via ligt dit natuurreservaat, een oase van groen.
Kortom, niet veel te vertellen over de Via Via zelf, maar wel al een fantastische tweede indruk van de stad die we sinds kort, hoe vreemd het ook nog voelt, onze nieuwe woonplaats mogen noemen.
Tot spoedig!

donderdag 18 september 2014

(een hap uit) Argentinië, (een klein beetje) Brazilië en (een dagje in) Uruguay

Nog redelijk lang nadat we (ondertussen bijna een jaar geleden) met het vliegtuig toekwamen in Kathmandu en aan onze grote reis begonnen, was het plan om na Bolivia rechtstreeks naar Buenos Aires te gaan en daar na enkele dagen het vliegtuig terug naar België te nemen. Het overslaan van alles wat tussen Bolivia en Buenos Aires ligt - en dat zijn best wel wat kilometers - was een bewuste keuze. Argentinië staat bekend als een duurder land en we wilden dan liever voor langere tijd in andere landen reizen, maar anderzijds konden we toch moeilijk die Zuid-Amerikaanse wereldstad laten liggen.
De titel van deze post geeft al weg dat dat oorspronkelijke plan niet helemaal gevolgd is.

Als je voor lange tijd reist, kan je het immers nooit laten om te onderzoeken of er niet nóg interessante dingen te zien zijn en ook andere reizigers strooien maar wat graag rond met reisadvies over plekken die zij de moeite vonden. En dan was er ook nog eens Rio, beseften we opeens...
Van het één kwam het ander en zo ontstond uiteindelijk dit laatste, volwaardige hoofdstuk van onze reis.

Het begon in de lijn van waar we in Bolivia waren gestopt: woestijnlandschappen. In de Quebrada de Humahuaca ("Hoe-ma-wa-ka") was die woestijn bezaaid met kleurrijke bergen en koloniale dorpjes; de streek rond Cafayate (volgens de Argentijnse uitspraak "Ka-fa-zjat", dialect voor een kopje koffie dus) was niet minder spectaculair en is bovendien de tweede meest grote wijnstreek van Argentinië. Om die tweede te verkennen huurden we vanuit Salta voor drie dagen een auto.
De Serranía de Hornocal leek net een schilderij.
Eenmaal terug in Salta vlogen we richting Buenos Aires, Hier aangekomen namen we vervolgens de boot naar Colonia del Sacramento, een koloniaal stadje op een bootrit van nog geen twee uur vanuit Buenos Aires, maar ondertussen alweer in een ander land, met name Uruguay.

Intermezzo voor de budgetbewuste reiziger die in de verleiding komt om ook eens naar Argentinië te gaan: was Argentinië nu effectief zo duur? Een vraag die om een beetje context vraagt.
De Argentijnse munt doet het belabberd, en dat heeft zo zijn voordelen. Als je ons uiteindelijk dagbudget in Argentijnse peso's zou omzetten naar dollars volgens de officiële wisselkoers, zou je aan een vrij hoog dagbudget komen. Maar, met de peso die alsmaar in waarde zakt, is de stabiele dollar (of euro) gegeerd goed geworden in Argentinië. Een toerist die het land binnenkomt met wat dollarbriefjes kan die op de zwarte markt omwisselen aan een wisselkoers die tot meer dan 60 % hoger ligt dan de officiële wisselkoers. Als je ergens een goede zaak kan doen, kan je dus tot 60 % meer peso's krijgen voor je dollars.
Aangezien we geïnformeerd waren door andere reizigers, waren we hier goed op voorzien en hadden we sinds Ecuador, waar de dollar de officiële munt is en dus gewoon uit de bankautomaten rolt, een vrachtje dollars op zak. Die werden hier vervolgens gewisseld aan een mooie wisselkoers en dat leidde er uiteindelijk toe dat het effectieve dagbudget, in dollars uitgedrukt, vergelijkbaar was met goedkopere landen zoals Peru of Ecuador.
Conclusie voor de budgetbewuste reiziger die nu pas helemaal in de verleiding is gekomen om ook eens naar Argentinië te gaan: breng genoeg dollars of euro's mee.

De eerste dagen in Buenos Aires bracht Koen voornamelijk door in de lappenmand terwijl Ingeborg op eigen houtje al wat dingen gingen bezoeken, en even werd gevreesd dat onze planning, die op het einde van Bolivia definitief werd vastgelegd door alle resterende vluchten te boeken, een serieuze knauw ging krijgen, maar verrassend genoeg volstond één prachtige winterdag om een parcours af te leggen dat bijna alle essentiële bezienswaardigheden van deze wereldstad met klassieke grandeur behelsde. De laatste volledige dag en wat betere momentjes van Koen in het begin van ons verblijf werden besteed aan een selectie van musea en publieke gebouwen, en uiteraard namen we de gelegenheid om de culinaire troeven van deze stad te onderzoeken.
Dat op de tango geen leeftijd staat bewijst dit danspaar in San Telmo.
Het was dus met een voldaan gevoel dat we na lange tijd nog eens een grote verplaatsing noordwaarts maakten en 's werelds mooiste watervallen gingen bekijken. De watervallen van Iguazu vormen de grens tussen Argentinië en Brazilië en het was dan ook hier dat we, na de Argentijnse zijde van dit natuurspektakel te hebben bewonderd, uiteindelijk voet zouden zetten in het laatste land van deze reis.

Vooraleer te eindigen in Rio de Janeiro maakten we nog twee gesmaakte stops die op de route lagen: het koloniale stadje Paraty en het paradijselijke eiland Ilha Grande - van mooie koloniale dorpjes en tropische stranden kan een mens blijkbaar zelfs na een jaar geen genoeg krijgen.
En daarna was de eindbestemming bereikt. Als Buenos Aires de stad van het rundvlees was, dan is Rio de Janeiro die van het mensenvlees. Paraderen in te klein zwemgerief is hier geen modetrend maar gewoon de enige way of life. Of dat goed of slecht is, hangt af van geval tot geval maar één ding is zeker, een stad als deze hadden we tot hiertoe nog niet gezien.
Je bent nooit alleen om de zonsondergang op het strand van Ipanema te bewonderen.
De ronkende namen spreken bijna gewoon voor zich: het strand van Ipanema en Copacabana, de Suikerbroodberg en uiteraard het wereldberoemde Christusbeeld. Rio was de gepaste plek om deze lange reis af te ronden.

Het is niet gemakkelijk om na een jaar reizen een besluit te formuleren. Sommige clichés kloppen, anderen niet helemaal of helemaal niet. We gaan het niet proberen; we kunnen op dit moment alleen maar enorm dankbaar zijn dat we dit hebben kunnen doen.
Na nog enkele uurtjes zon te hebben gevangen op Copacabana nemen we hier heel spoedig het vliegtuig naar België. En daar zullen we elkaar wel binnenkort zien. Tot daar!

donderdag 21 augustus 2014

Bolivia

Het mooiste eiland in het hoogste commercieel bevaarbare meer ter wereld, de beklimming van een berg hoger dan 6.000 m, een vierdaagse jeeptocht door een epische hoogvlakte met als eindbestemming de bekendste zoutvlakte ter wereld: als je dacht dat we het nu wel allemaal gezien zouden hebben, zat je goed mis.

We pikken de draad terug op aan het Titicacameer. Zoals beloofd kwam hier nog een vervolgstuk aan en we vonden het fijn om vast te stellen dat het beste nog moest komen. Vanuit Copacabana - niet te verwarren met zijn naamgenoot in Rio de Janeiro - namen we de ferry en brachten we drie dagen door op het mythische eiland Isla del Sol.
Isla del Sol is het grootste en zonder twijfel ook mooiste eiland in het Titicacameer.
De Inca's beschouwden Isla del Sol als de geboorteplek van de zon en het eiland is dan ook bezaaid met enkele ruïnes. Maar het is vooral de natuurlijke pracht die een diepe indruk maakt, en ook de sfeer op dit eiland is op zijn zachtst uniek te noemen. De dorpjes zijn nog heel primitief, auto's rijden hier niet en kinderen zijn (nog) niet door toeristen geconditioneerd om bij elke passerende buitenlander om geld, snoep of schrijfgerief te vragen. Kortom een paradijs, maar wel eentje dat behoorlijk koud kon zijn.

En dat laatste hadden we niet veel later wel geweten. Dag twee in La Paz, daags nadat we na 10 maanden nog eens een bekend gezicht gezien hadden (namelijk dat van Kathleen, de nicht van Ingeborg), kampte Ingeborg immers met een zware verkoudheid. Tegen dat ze aan de beterhand was, had de ziekte zich verspreid naar Koen en uiteindelijk hebben we onze verdere planning met een week moeten opschuiven.
De rust was dan ook nodig voor onze volgende ambitie: de beklimmming van de Huayna Potosí, oftewel 6.088 m.
Grenzen verleggen op de Huayna Potosí (6.088 m).
De tocht naar boven vereiste drie dagen en een pak energie. Op dag drie moesten we opstaan rond 00u30 om de laatste verticale kilometer af te leggen. Alles ging goed tot de droge, koude lucht na een tijd de inspanningsastma van Koen een handje kwam toesteken. Tegen dat we de kaap van 6.000 hadden gehaald stond de balans tussen ingenomen zuurstof en vereiste energie al lang niet meer in evenwicht en de steile ijswand bleek het obstakel teveel voor een totaal uitgeputte Koen.
Gelukkig kon Ingeborg deze grensverleggende prestatie nog afmaken en behaalde ze de top. Buiten de verwezenlijking op zich was daar evenwel weinig genot aan. De kou en de wind was daarboven niet te harden en na vijf minuten op de top werd de terugweg aangevat.
Belangrijk weetje: slechts 50% van onze groep, die voor de rest enkel uit mannen bestond, behaalde de top. Inderdaad, een puike prestatie.

Daarna was het dan ook even welletjes qua inspannende activiteiten - bij het schrijven van dit bericht voel ik nog altijd de pijn in mijn dikke teen van de laarzen die we moesten dragen - en we hielden halt in twee obligate steden: Sucre en Potosí.
Sucre, de wettelijke hoofdstad van Bolivia, is een bijzonder aangename stad met een verfijnde, klassieke uitstraling en zou minder als een anomalie aanvoelen moest het ergens in Europa liggen. Op zich is er niet veel te doen maar dat wordt gecompenseerd door de charmes van dit Parijs in dambordpatroon.
Potosí, de hoogstgelegen stad ter wereld, was anders. Haar hoogdagen waren geteld toen de zilvermijnen van de aanliggende Cerro Rico nagenoeg uitgeput waren en wat vandaag overblijft zijn de restanten van een vergane glorie. Toerisme wordt meer en meer een belangrijke bron van inkomsten voor deze stad, die geen andere industrie kent dan mijnbouw, en mijnwerkers verdienen dan ook maar wat graag bij door toeristen een inkijk te bieden in de onmenselijke omstandigheden waarin ze hun brood verdienen. We kozen om dit te doen via een 'ethisch verantwoord' agentschap en werden rondgeleid door Reynaldo, een nog actieve mijnwerker.

En dat brengt ons bij de laatste bestemming in Bolivia, en niet de minste.
Laguna Verde was maar één van de vele onvergetelijke stops tijdens deze vierdaagse.
Vanuit Tupiza maakten we een vierdaagse jeeptocht door de zuidelijke Boliviaanse hoogvlakte en vielen van de ene verbazing in de andere bij het doorkruisen van dit constant veranderende landschap. Bergen, meren, vulkanen, geisers, een thermisch bad, een gigantische zoutvlakte, maar ook dieren zoals flamingo's, struisvogels, lama's, vicuña's en viscacha's kwamen in sneltempo aan bod en waren goed voor honderden foto's die gedoemd zijn om slechts een fractie van de pracht en kracht van deze streek te vatten.
(De typische en onvermijdelijke fotos locas in de Salar de Uyuni zijn genomen met het fototoestel van onze Italiaanse reisgenoten. Deze zullen dan ook pas in latere fase hun weg vinden naar onze picasa.)
(Of misschien ook niet.)

Hebben we de smaak te pakken of wordt het gewoon altijd maar beter? Of is het omdat we uit praktische overwegingen gekozen hebben voor enkel die bestemmingen waar we écht naartoe wilden en hadden we deze keer quasi overal belachelijk veel geluk met het weer?
In ieder geval, Peru legde de lat hoog, maar Bolivia sprong er gelijk een Tia Hellebaut over.

Verwacht van ons nog één bericht; de terugdatum staat immers vast. We zijn weer in België vanaf 19 september.

zondag 20 juli 2014

Peru

De meeste mensen - ook wij, of althans tot voor kort - denken meteen aan één ding als het gaat over Peru...
En dat is op zich heel terecht en logisch.
Maar als Ecuador voor ons het land van de fauna en flora was dan zullen we Peru na deze zes weken vooral herinneren als het land met enerzijds een pak indrukwekkend cultureel erfgoed en anderzijds enkele spectaculaire trekkings.

We begonnen nochtans eerder bescheiden in dit land waar vele van de meest iconische bezienswaardigheden van Zuid-Amerika te vinden zijn; het noorden van het land heeft immers niet de beroemde sterattracties die verder in het zuiden liggen.
Zo bezochten we vanuit Chachapoyas de ruïnes van de stenen burcht van Kuélap en de enigmatische sarcofagen van Karajía, en wierpen we een blik op enkele van de honderden mummies die recent in deze streek gevonden zijn. Allen zijn restanten van de Chachapoyas-cultuur, die uiteindelijk overwonnen werd door de Inca’s en waarover tot op heden nog weinig geweten is.
De volgende stop was de stad Trujillo en het aangrenzende kustdorpje Huanchaco. Trujillo is een typisch koloniaal stadje met kleurrijke gebouwen – niet zonder charme maar we hebben er hier ondertussen al wel mooiere van gezien. Kleine buur Huanchaco had evenmin echt veel om het lijf maar was een aangename plek om de Grote Oceaan te zien en ons voor het eerst te wagen aan de Peruviaanse culinaire lekkernij ceviche. Het zou niet de laatste keer zijn dat we deze nationale schotel van rauwe vis en zeevruchten, gemarineerd in limoen en bestrooid met rode ajuin en chilipepers, met veel plezier zouden verorberen.

Helemaal in het begin van onze grote reis trokken we in Nepal voluit de kaart van de cultuur en lieten we de Himalaya’s voornamelijk voor wat het was. Om dit goed te maken namen we onze tijd om de Peruviaanse Andes te verkennen. We deden dit vanuit het stadje Huaraz, dé basis voor trekkings door de naburige Cordillera Blanca. De trekroutes liggen al snel op meer dan 3.500 m en hoogteverschillen van 1.000 m op één dag zijn niet uitgesloten. Dat dit niet ongevaarlijk is, werd bevestigd door het nieuws dat de ronde deed toen we hier waren: een Israëlische reiziger overleed namelijk tijdens een georganiseerde groepswandeling nadat hij onwel werd en vervolgens slecht (of misschien correcter: niet) werd bijgestaan door begeleider en kompanen.
Parque Nacional Huascarán had vele plekken om even bij te gaan zitten.
Goed acclimatiseren was dus de boodschap, zeker aangezien we bij voorkeur zonder groep en gids into the wild wilden gaan. We maakten twee dagtrekkings en gingen ook nog wat ruïnes checken in het nabijgelegen Chavín, alles om ons zo goed mogelijk aan te passen aan de hoge ligging van dit gebied. Na deze grondige voorbereiding voelden we ons dan ook volledig klaar om op eigen houtje de Santa Cruz trek af te leggen, die door het hart van het Parque Nacional Huascarán gaat. We huurden het nodige gerief (tent, slaapzakken, gasvuurtje,...) en sloegen proviand voor vijf dagen in; de rest van het verhaal laat zich beter vertellen in beelden. Zie foto’s.

Na de hoge Andes lag onze weg weer voor even op zeeniveau. We brachten een kort bezoek aan hoofdstad Lima en vonden er een verrassend westerse stad onder een ondoordringbaar wolkenpakket in het midden van een kurkdroge woestijn langs de oceaan. Niet echt het vertrouwde beeld van een Zuid-Amerikaanse hoofdstad dus en het zal evenmin de stad zijn waar we de meest levendige herinneringen aan zullen overhouden.
Nog minder Suramericano was Huacachina (bijzonder aandachtige lezertjes lezen het goed: reeds de vierde plaatsnaam die begint met “Hua”) een oase in de woestijn waar je o.a. kan “sandboarden” en een ritje maken in een dunebuggy.
Ondertussen waren we het minder toeristische noorden al ver gepasseerd en stond ons de eerste wereldattractie te wachten. De lijnen van Nazca blijven gehuld in mysteries en geven nog steeds aanleiding tot theorieën over vliegende Peruviaanse voorouders of contacten met buitenaardse wezens. Je kan het geheel enkel zien vanuit een vliegtuigje en het is pas van zodra je op honderden meters boven aarde de eerste kilometerslange lijnen en tientallen meters grote tekeningen ontwaart, dat het je duidelijk wordt waar al dat gedoe vandaan komt: zonder twijfel vliegende aliens.

En na de zoveelste nachtbus kwamen we dan toe in Cuzco. In tijden van Inca’s de navel van de wereld, tegenwoordig dat van het toerisme in Peru. Maar zoals dat nu eenmaal gaat met bestemmingen die willens nillens veel te veel toeristen aantrekken, is de faam volkomen terecht. Cuzco zelf kunnen we om te beginnen vlot de mooiste stad noemen die we tot nu toe in Zuid-Amerika hebben gezien en een waar plezier om doelloos te verkennen.
De Inca’s hebben hier een stempel nagelaten die zelfs de hardnekkigste conquistadores niet konden uitwissen. Het meest bekende maar lang niet enige voorbeeld is uiteraard de Machu Picchu, nooit ontdekt door de Spanjaarden en daardoor van vernietiging bespaard. Verder is heel het omliggende gebied, dat de toepasselijke naam Valle Sagrado heeft gekregen, bezaaid met indrukwekkende restanten van de Inca’s. Zo bezochten we op de terugweg vanuit de Machu Picchu de landbouwterrassen van Moray en de zoutpannen van Salinas. Na een scherpe deal met onze taxichauffeur hoefden we de verdere weg naar Cuzco niet af te leggen met de bus en waren we bijgevolg op tijd om enkele té enthousiaste Brazilianen te zien krimpen van schaamte tijdens het historisch pak slaag dat hun land van Duitsland kreeg.

Het weer in Zuid-Amerika was van in het begin niet langer de betrouwbare factor die het in Azië was. Dat zal dan ook één van de redenen zijn waarom het volstrekt onbewolkte Arequipa zo'n schot in de roos was. La Ciudad Blanca heeft overigens genoeg troeven om een week gevuld te krijgen: een aangenaam historisch centrum, een prachtig oud klooster en de nabijheid van de Colca Canyon, die meer dan twee keer zo diep is als de Grand Canyon in de Verenigde Staten en door de toeristische instanties in Peru wordt geblokletterd als el más profundo del mundo, ook al is het eigenlijk de tweede diepste ter wereld.
Een condor zweeft gracieus op de thermiek uit de dieptes van de Colca Canyon.
Een trekking door deze Colca Canyon was dan ook verplichte kost en net als in de Cordillera Blanca deden we dit gewoon onder ons twee. Eén dag voor de afdaling, één dag in de kloof en één dag om er weer uit te geraken, een beklimming van maar liefst 1.100 m die we vroeg 's ochtends deden om de hitte voor te zijn.

We sloten Peru af met het eerste deel van het Titicacameer. Zo brachten we een kort bezoekje aan de drijvende eilanden van Uros. Fascinerend hoe de mensen hier oorspronkelijk, in tijden waarin de Inca's het vasteland domineerden, hun toevlucht zochten tot het water en door middel van riet artificiële eilanden wisten te construeren; het hele toeristencircus van vandaag moest je er wel bijnemen.
Diezelfde dag bezochten we ook het eiland Taquile. We hadden gepland om hier te overnachten... tot het weer ons op andere ideeën bracht. Na regen kwam zonneschijn maar we hadden ons besluit al genomen en keerden terug naar uitvalsbasis Puno. Tenslotte zullen we na het oversteken van de grens met Bolivia nog enkele dagen rond dit hooggelegen en koude meer blijven.

Zelden zijn we andere reizigers tegengekomen die Peru aangaven als hun favoriete land in Zuid-Amerika en na deze zes weken kunnen we alleen maar gissen naar de achterliggende reden. De bezienswaardigheden zijn indrukwekkend, het eten is van een ander niveau dan we gewoon zijn in Zuid-Amerika en de mensen zijn op zijn minst even vriendelijk als in Colombia of Ecuador. Misschien is het gewoon té voor de hand liggend?

Peru heeft wat ons betreft alvast een diepe indruk nagelaten.
Benieuwd of Bolivia dit kan evenaren...

woensdag 4 juni 2014

Ecuador

Ecuador is met voorsprong het kleinste land in Zuid-Amerika dat we tijdens deze reis zullen bezoeken maar we zullen hier naar alle waarschijnlijkheid toch het langst van alle Zuid-Amerikaanse landen gebleven zijn. Het is nu al duidelijk dat dit land herinnerd zal worden als drie afzonderlijke hoofdstukken: onze trip naar de Galapagoseilanden, de vier weken vrijwilligerswerk op een boerderij aan de voet van de Cotopaxi, en als derde hoofdstuk alle andere dingen die we hier gedaan hebben.
Om de berichten niet te lang te maken hebben we een apart bericht over de Galapagos en het vrijwilligerswerk geschreven.

We begonnen onze twee maanden in Otavalo. Deze stad is bekend om zijn inheemse markt, één van de grootste in Zuid-Amerika. Dit bleek een goede gelegenheid om ons al voorzichtig te wapenen tegen de koudere temperaturen die we verder zuidwaarts mogen verwachten. De warme mutsen hebben alvast nu al hun nut bewezen.
We reisden verder naar Quito en troffen een stad aan zoals we er precies al veel hebben gezien en er spijtig genoeg nog veel verwachten te zien. Behalve het historische centrum was er weinig charme te bespeuren en we kunnen nu al stellen dat we niet echt wild zijn van de Zuid-Amerikaanse grootsteden. Door zijn centrale ligging zijn we hier nochtans vaak uit noodzaak tussen twee andere bestemmingen gepasseerd.
Quito: mooi historisch centrum maar voor de rest zeker niet onze favoriete bestemming
Toen we op de juiste moment en de juiste plek bleken te zijn voor de verandering van de wacht aan het Palacio del Gobierno bleken we meer te zien te krijgen dan we oorspronkelijk hadden verwacht. President Rafael Correa was immers jarig en verscheen tijdens een publieke ceremonie samen met de vicepresident vanop het balkon van zijn paleis om verjaardagswensen te ontvangen van het toegestroomde publiek.

Hierna was het hoog tijd om het tropisch woud van Ecuador te zien. We bezochten zowel het nevelwoud, in Mindo, als het regenwoud, in het Cuyabeno Wildlife Reserve.
Mindo is een klein dorpje dat volledig op maat is gemaakt van de toerist die zo veel mogelijk wilt zien en doen met zo weinig mogelijk tijd en moeite. Zo is er een mariposería met tientallen soorten vlinders, een orquidería met honderd soorten tropische bloemen, en een tuin vol exotische vogeltjes, allemaal op wandelafstand van het dorpcentrum. Bovendien gingen we hier ook ziplinen en moesten we een ochtend vroeg uit de veren om het paringsritueel van de rode rotshaan (cock of the rock in het Engels) te observeren. Mindo is per slot van rekening een paradijs voor vogelliefhebbers.
Geheel anders was het dan in het Cuyabeno Wildlife Reserve, waar we vijf dagen in het regenwoud vertoefden. De lijst met dieren die je hier potentieel kan zien is op zijn minst duizelingwekkend te noemen maar hou rekening met dat ene subtiele woord: potentieel. Onze lijst van dieren die we tijdens deze vijf dagen zagen bevat o.a. vele soorten apen, een luiaard, een kaaiman, een slang, vele toekannen en papegaaien, tarantula’s en andere fraaie spinnen, een schorpioen, kikkers en gecko’s. Stukken kleiner is ons lijstje als we hiervan de dieren weerhouden waarvan we ook een goede foto konden nemen. De dieren worden doorgaans gespot vanuit een bootje op de rivier en blijven op een veilige tientallen meters afstand. In feite ging het voor ons dan ook meer om het gevoel van diep in de jungle te verblijven, ver weg van de beschaving. Zeer bepalend voor dit unieke gevoel zijn de geluiden van de jungle, die doorheen de dag veranderen: het vreemde geluid van de oropendola bij zonsopgang en -ondergang, het gebrom van een nabije brulaap of de krekels die de achtergrond vormen van de geluiden ‘s nachts. Het is een ervaring die moeilijk te vatten valt in woorden of beelden maar niet snel zal worden vergeten.

Hierna vertrokken we voor acht dagen naar de Galapagoseilanden.

We vlogen de 1.000 km tot het Ecuadoriaanse vasteland terug en kwamen aan in de luchthaven van Guayaquil om meteen verder te rijden tot Cuenca, de minder grote maar ook minder grootse variant van het historische Quito. Hoewel het oude centrum van Quito meer te bieden had, komt Cuenca door zijn kleinere schaal een stuk aangenamer en toegankelijker over. Buiten de onvermijdelijke koloniale architectuur gingen we hier nog eens naar een museum, in de eerste plaats om enkele tzantza’s (gekrompen mensenhoofden) van dichtbij te kunnen bekijken.
Na Cuenca verlegden we ons persoonlijke hoogterecord en gingen we twee dagen op bijna 4.000 m hoogte wandelen in de highlands rond het indrukwekkende Quilotoa-meer. Het weer was op deze hoogte geen betrouwbare factor en op onze eerste dag moesten we een druilerige namiddag trotseren om op onze overnachtingsplaats te geraken. Het was gelukkig de moeite. Wanneer het weer het toeliet, waren de uitzichten prachtig.
Wanneer de wolken het toelieten, was het zicht op het Quilotoa-meer fantastisch.
Met vermoeide benen maar ook de nodige hoogte-ervaring begonnen we hierna aan onze vier weken vrijwilligerswerk op een boerderij aan de voet van de Cotopaxi.

De aanpassingsperiode tussen reizen en werken had enkele dagen tijd nodig; minder lang duurde het om na het vrijwilligerswerk terug toerist te worden.
Vooraleer verder zuidwaarts te gaan, maakten we vanuit Latacunga een ochtenduitstapje naar de markt in Saquisilí, de minder toeristische variant van de markt die we in Otavalo zagen.
Ons eerdere weekenduitstapje naar Baños beviel ons wel en we maakten hier dan ook graag een eerste echte tussenstop op onze weg naar Peru. Ditmaal hadden we iets meer tijd en energie om wat activiteiten te doen en zo vond je ons onder andere ’s ochtends tussen de lokale oudjes in de warmwaterbronnen van El Salado, voortdurend wisselend tussen het hete en het koude bad. Verder gingen we de spectaculaire waterval el Pailón del Diablo bewonderen en lagen we bijna even vaak in het water als op de raft tijdens een wel heel intense en natte rafting.

Onze laatste bestemming was daarentegen een heel rustige. Vilcabamba is een mooi gelegen dorpje in het zuiden van Ecuador waarvan wordt aangenomen dat de bewoners een lang leven beschoren zijn. Het zal door dit onbevestigd verhaal zijn dat het dorp dan ook populair is bij buitenlanders, veelal Amerikanen, die hier een optrekje kopen om hun oude dag door te brengen. De sfeer is navenant en buiten een kleine wandeling en een voormiddag paardrijden door een fantastisch landschap had je niet veel meer nodig dan een hotelkamer met fijn tuinterras om de dag door te komen: een prima voorbereiding voor de twee dagen reizen die ons wachten om op onze eerste bestemming in Peru te geraken.

Deze twee maanden in Ecuador hebben tot drie verschillende blogberichten, een hoop foto's en een berg tekst geleid dus we houden ons besluit maar beter kort: Ecuador was top.

Klik hier voor het verslag van de Galapagoseilanden.
Klik hier voor het verslag van ons vrijwilligerswerk.

Galapagos

Na de eerste dag op deze eilanden was het al duidelijk dat we blij mochten zijn dat we nà de jungle naar de Galapagos gingen en niet omgekeerd. Qua wildlife en zelfs ervaring wierp de cruise die we hier maakten wel een bijzonder grote schaduw op ons avontuur in Cuyabeno. We kozen ervoor om een zesdaagse cruise te maken en nog twee extra dagen op eigen houtje te verkennen . (Dat laatste had achteraf gezien gerust wat meer mogen zijn.)

Hoe kunnen we de Galapagoseilanden het best verwoorden? Andere reizigers wisten ons telkens te verzekeren dat het werkelijk zo ongelooflijk is als je op voorhand had vernomen. Het prijskaartje lag een stuk hoger dan we tot hiertoe gewoon waren, dus de verwachtingen waren hooggespannen, en toch, wij vonden het nog véél ongelooflijkerderder.
Vanaf de eerste voet die je op een eiland zet, voel je aan dat de gekende regels van de natuur hier niet meer gelden: prehistorisch ogende vogels vliegen opvallend laag boven de grond, op een rots vol knaloranje krabben staat een reiger die wel heel weinig intentie vertoont om weg te vliegen van de net aangestrande groep mensen en, tiens, deze vreemde iguana komt blijkbaar zelfs gewoon naar ons toe om ons te begroeten. Intussen vliegt een V-formatie van wel vijftien blue-footed boobies rakelings boven onze hoofden en zien we in het ondiepe water van het strand een babyhaai langszwemmen. En dat zijn dan nog maar de eerste vijf minuten.
De Galapagoseilanden waren in realiteit straffer dan de hooggespannen verwachtingen.
We hadden op voorhand wat research gedaan over de uitgestippelde route van onze cruise en er werd heel wat lekkers beloofd. Straf genoeg was onze checklist op het einde van de zesdaagse compleet en zagen we o.a. de befaamde reuzenschildpadden, honderden zeeleeuwen, ontelbaar veel zeeleguanen (de enige zeegaande hagedis ter wereld), tientallen landleguanen, en vele fantastische vogels zoals albatrossen, blue-footed boobies (blauwvoetgent klinkt té stom in het Nederlands) en fregatvogels. Velen hiervan zijn enkel te vinden op de Galapagos en allen zagen we ze in de gekende stijl, totaal onverschillig over onze aanwezigheid en tot op een meter te benaderen - de parkregels moeten immers gerespecteerd worden.
Ons geluk kon blijkbaar niet op want daar bleef het niet bij. Zo stonden we eveneens op de eerste rij bij de paringsdans van albatrossen, blue-footed boobies en fregatvogels, belandden we op weg naar een eiland middenin een groep van wel honderd dolfijnen en waren we getuige van een zeehond die gruwelijk aangevallen werd door een haai - zelfs onze gids met 30 jaar ervaring ging door zijn dak. Beter dan National Geographics!
En dit was nog maar een kleine beschrijving van wat we op land zagen. Onder water zagen we buiten tropische vissen onder andere vele zeeschildpadden, haaien en roggen, en gingen we graag in op de uitnodigingen van de zeeleeuwen om mee te doen met hun behendige onderwaterspelletjes. Koen was zich tevens heel bewust van het bonzen van zijn hart toen hij tijdens een snorkeltrip vanop de boot in het water plonsde, zijn hoofd onder water stak, en drie meter onder hem een gigantische manta voorbij zag zweven.
Moet er nog gezegd dat dit een ongezien avontuur was en dat we nog lang zullen nagenieten van de dingen die we hier beleefd hebben?

Klik hier voor het verslag van ons vrijwilligerswerk.
Klik hier voor het algemeen verslag van Ecuador.

Vrijwilligerswerk

Na zeven maanden reizen was de tijd rijp voor iets compleet anders en begaven we ons naar Hacienda Ilitio, waar we vier weken vrijwilligerswerk zouden doen op een boerderij. Eigenlijk wisten we op voorhand niet veel over wat we mochten verwachten en de eerste dagen vergden dan ook serieus wat aanpassing van ons. In plaats van een knusse hostelkamer wachtte ons hier een koude slaapplek waarin we onszelf moesten behelpen met het (onvoldoende) bedgerief dat we hadden; daar aan de voet van de Cotopaxi kon het verdraaid koud worden ‘s nachts. Ook zelf ons eten maken in een primitieve keuken was een heel ander verhaal dan het reizigerscomfort van elke dag op restaurant te gaan. Na de eerste week kregen we van de hier verblijvende boerenfamilie warme dekens en hadden we onze draai wel gevonden, klaar om te genieten van de unieke opportuniteit om het reilen en zeilen in een boerderij van op de voet te volgen.
De boerderij was spectaculair gelegen aan de voet van de prachtige Cotopaxi.
Hacienda Ilitio, zo hebben we na een tijd vernomen, kan je best zien als het occasionele buitenverblijf van de familie Kohn, die eigenaar is van de Ecuadoriaanse vestiging van de Belgische staaldraadfabrikant Bekaert. De dagelijkse bezigheden zijn niet gericht op winst (door verkoop van producten of dieren) maar draaien om de verzorging van de dieren die hier verblijven. En dat zijn er heel wat. Zo zijn er een tiental koeien, dubbel zoveel paarden alsook schapen en geiten, meer dan honderd lama’s en alpaca’s, een paar ezels en varkens, en nog wat kippen, ganzen, eenden, konijnen en cavia’s. (Wat betreft die laatste twee: den boer wilt van tijd ook wel vlees op zijn bord.) Verder is er ook een wildlife rescue center dat twee beren, een arend, twee condors en drie caracara’s huisvest.

Elke dag begon met hetzelfde ritueel: we brachten de geiten en schapen vanuit hun stallen naar de wei, we verzorgden de cavia’s en de konijnen en we verplaatsen en voederden de varkens. Daarna varieerde het van dag tot dag, gaande van kleine tussendoortjes tot grote taken die de rest van de dag in beslag namen: bomen kappen om nieuwe palen te maken, herstellen van hekken, werken in de groententuin, maken van een nieuwe of verplaatsen van een oude composthoop,... De variatie was enorm en hoewel het werk soms zwaar was, stond de boog gelukkig zelden heel gespannen. Eén van de taken die nog lang zullen bijblijven betrof een koe die de avond ervoor was gestorven en verwerkt moest worden tot eten voor de condors. De ondraaglijke stank die hierbij gepaard ging hebben we spijtig genoeg voor niets moeten ondergaan: het vlees bleek voor 95% te rot om nog van nut te zijn. Een taak die overigens de volgende dag herhaald moest worden omdat een kalf het leven had gelaten. Gelukkig kwamen er bij het kalf niet zoveel vlees en ingewanden kijken en waren we er vroeger bij zodat het rottingsproces nog niet was begonnen. Het leverde ons zelfs een heerlijk stukje vlees voor ’s avonds in de pan op.

Maar het langst zullen ons de boeren bijblijven dankzij wie we deze ervaring konden meemaken: Marcelo, de chef die nooit het zwaarste werk deed maar er op zijn unieke stijl telkens de sfeer inhield (“Muy bien! Verrry goot!”), Narcisa, zijn vrouw en kapitein van het gezin en altijd dankbaar voor onze kleinste prestaties (“Graaacias, chicos!”), Patricio (a.k.a. Pato, a.k.a. Cuchucho vanwege een vreemde anekdote), elke dag sympathiek en werklustig, David, de noeste arbeider en niet altijd even lief voor collega Marco (a.k.a. Gato vanwege zijn katachtige ogen), de stille die zich liefst van al rustig ontfermde over de paarden.
Aan de inkom van het huis van Marcelo en Narcisa werd tijdens de middagpauze geregeld gedold.
v.l.n.r.: Narcisa, Patricio, Marcelo, Marco en David
Het waren vier weken die op sommige momenten wel zwaar konden zijn na zeven maanden reizen en de hieraan verbonden comfortjes, en twee van onze weekends gingen we dan ook op uitstap om even uit te blazen. Zo gaven we Quito nog eens een kans om te beseffen dat een paar goede restaurants toch een dikke troef voor een stad kunnen zijn, en gingen we ook al eens de sfeer opsnuiven in Baños.

Klik hier voor het verslag van de Galapagoseilanden.
Klik hier voor het algemeen verslag van Ecuador.